Loading: 0%

Gelijk in de dood, ongelijk in het leven. Deze website gaat over verhalen van afro amerikanen die meegeholpen hebben aan de bevrijding van Europa.

Ontdek de verhalen en ervaringen van zowel afro amerikanen als Nederlandse burgers aan het eind van de oorlog.

menu
01. Verhalen: Soldaat van een Quarter Master Service-unit

James Harbut

James is 12 oktober 1922 geboren in Lexington Kentucky. Als achttienjarige scholier hoorde hij dat zijn vriendinnetje NellieMcDowell zwanger was. Er werd snel getrouwd, maar nog voordat zijn dochter Priscilla werd geboren zat hij al op een troepenschip naar Europa. Dat was in 1942. De 21-jaar oude jonge Amerikaanse vader vertrok als dienstplichtige naar Europa. Een jaar later liet Nellie zich van hem scheiden.

In Europa werkte James aanvankelijk als kok bij diverse operaties in Noord-Frankrijk, in de Ardennen, het Rijnland en in Centraal-Europa. Eind 1944 was hij enkele maanden gestationeerd in Nederland, in het dorp Nieuwenhagen, vlak bij de Duitse grens.

James Quarter Master Unit (kwartiermakers) was er belast met de opslag van onderdelen en met de bevoorrading van het Amerikaanse leger, nodig voor het moment dat het zou doorstoten naar Duitsland. Hij werkte als verpleger op de Rode Kruispost in het dorp. Hij verzorgde er soldaten met kleine verwondingen, maar ook burgers. Dat moet de reden zijn geweest dat ooggetuigen uit die tijd zich ‘Jimmy’ goed herinnerden. Maart '45 vertrok zijn unit richting Duitsland. In november '45 keerde James terug naar huis. Hij overleed op 23 december 2015. Hij heeft nooit geweten dat er in Nederland een dochter van hem woonde.

Net als zoveel Amerikaanse bevrijders, raakte James bevriend met een meisje uit het dorp

Net als zoveel Amerikaanse bevrijders, raakte James bevriend met een meisje uit het dorp, Toos (pseudoniem*). Als naaister verstelde en repareerde ze veel kleding voor de Amerikaanse soldaten die in hun dorp als bevrijders waren onthaald.

James en Toos genoten samen van de uitbundige bevrijdingsfeesten die overal in de regio plaatsvonden.

Niet duidelijk is waarom en wanneer James van de ene dag op de andere werd overgeplaatst. In elk geval is hij maart 1945 richting Duitsland vertrokken. Hij wist op dat moment dat Toos zwanger was. Hij heeft ook geweten dat hun dochtertje Petra (* pseudoniem) op 17 november 1945 is geboren. Er was geen sprake van dat hij vanuit Duitsland kon terugkeren naar Nieuwenhagen. Een vriend van hem bezorgde Toos op een dag een pakketje babykleertjes, dat James hem via het Rode Kruis had gestuurd.

Na jarenlang zwijgen, vertelde Toos vanaf haar sterfbed aan Petra hoe haar vader heette en ze gaf haar een paar foto’s van James.

Na twee jaar en 10 maanden in Europa te zijn geweest, keerde James in november 1945 terug naar huis. Hij werd voor zijn verdiensten tijdens WOII onderscheiden met de European-African-Middle Eastern Campaign Ribbon met 4 bronzen sterren, de Good Conduct Medal en de World War II Victory Medal.

“(…)James gaat met zijn (tweede) vrouw Margie en haar zoon in Chicago, Illinois wonen. Ze wonen er in het grote familiehuis 'Faraway Farm' waar ook zijn vader gewoond had. Zijn vader was de bekende groom(verzorger) Will Harbut van een destijds beroemd renpaard ‘Man O’War’.

Manowar
Will Harbut met het beroemde renpaard ‘Man O’ War’.

Een paar broers van James woonden bij hen in. Het huis bood door de jaren heen onderdak aan allerlei familieleden, voor kortere of langere tijd. Elk jaar kwam de familie er bij elkaar voor de viering van Thanksgiving Day. Op het eind van zijn leven woonde James met Margie in een driekamerwoning in Chatham, een van de aardigste en veiligste buurten van Chicago waar destijds veel African-American families woonden. Hij was een geduldige man die zijn vrouw, die zelf niet reed, overal naartoe bracht waar ze maar wilde. Op zaterdag werden inkopen gedaan. Hij was degene die meestal kookte, maar op zijn oude dag deed hij het huishouden samen met Margie.

De tuin hield hij altijd perfect bij. Op zondag gingen ze meestal naar de baptistenkerk waar hij als vrijwilliger werkte. Na afloop van de dienst bezochten zijn vrouw en hij vaak een opvanghuis in de buurt, waar twee neven van hem woonden. Ze namen dan eten voor hen mee. De neven waren aan lager wal geraakt nadat het gezin van zes kinderen waarin ze opgroeiden op jonge leeftijd hun moeder verloor.

Hij werkte lange tijd als voorman op de Monarch Plastics fabriek. De laatste baan die hij had voor zijn pensioen was bij de facilitaire dienst van de Chicago Board of Education.

James had twee kleinkinderen van dochter Priscilla uit zijn eerste korte huwelijk, James en Beverly. In 1956 trouwde hij met Marjorie Mae Hunt en werd stiefvader van haar zoon Alvin. Hij heeft nooit geweten dat hij ook in Europa een dochter en kleinkinderen had.

Post uit Nederland

In 2015 kreeg James post uit Nederland op zijn adres in Chatham,Chicago. Een vrouw, Petra, kondigde per briefkaart aan hem te willen bellen over zijn tijd in Nieuwenhagen. Een telefoontje volgde niet lang daarna. Achteraf, zo bleek later, was dat vlak voor James’overlijden. Petra sprak kort met hem. Ze vroeg hem naar zijn herinneringen over de tijd in Limburg. Hij kon er zich echter weinig meer van herinneren en herkende geen van de namen die de voor hem onbekende vrouw noemde, ook niet die van haar moeder, Toos.

Hijwist niet dat het zijn biologische dochter was met wie hij praatte,omdat ze zich niet als zodanig bekend maakte. Petra vroeg of ze hem later nog eens mocht bellen en dat vond hij prima. Het tweede gesprek echter was kort en afstandelijk, zo herinnerde Petra zich dat althans.

Niet veel later, zijn adres googelend, werd door oral historian Mieke Kirkels een foto van zijn huis gevonden met daarop een bordje ‘For Sale’. Daarop werd snel een rouwadvertentie gevonden van James. James A. Harbut overleed op 23 december 2015 in Bowie, Maryland. Zijn vrouw Marjorie, met wie hij 59 jaar getrouwd was, was bij hem. Hij is 93 geworden en overleefde al zijn broers en zussen.

Petra heeft inmiddels contact met de dochter van haar Amerikaanse halfzus.

* Petra en Toos zijn pseudoniemen. Petra heeft nadrukkelijk verzocht haar naam noch die van haar moeder te vermelden.

Met dank aan Cynthia Shambly